Rockcolumn: Moby Grape – Sour Grape

 

MobyGrapebw

De columns zijn verhalen over ‘de mens achter de ‘popster’
Tekst: Tom Wouters

Moby Grape – Sour Grape

1967, San Francisco. The Summer of Love.

In de hoogtijdagen van de psychedelische muziek produceert de ene Californische band na de andere spannende muziek. En midden in deze creatieve uitbarsting is er de muziek van een band, die folk, blues en countrymuziek samenvoegt tot een prachtig gitaar- en zanggeoriënteerd geluid, dat ver boven de psychedelische ‘overload’ van dat jaar uitsteekt.

Het debuutalbum van Moby Grape laat een band horen waarvan alle vijf de bandleden zingen en songs schrijven. Een ander kenmerk van de band is de line-up met drie gitaristen. Alle drie spelen ze leadgitaar, waarbij ze vaak tegen elkaar inspelen in een soort van melodieuze ‘crosstalk’.

Het debuutalbum van Moby Grape met prachtige nummers als 8:05, Omaha, Naked If I Want To en Sitting By The Window en met zijn unieke geluid, schreef een prachtige belofte in de lucht boven Rockland. Een belofte die nooit bewaarheid zou worden.

Jerry Miller, Peter Lewis, Alexander ‘Skip’ Spence, Bob Mosley en Don Stevenson waren vijf jongens, die gewoon samen mooie muziek wilden maken, maar ze werden besodemieterd door een hebzuchtige, sluwe manager die de muzikanten een wurgcontract liet tekenen, waardoor alle revenuen, zoals royalties, de rechten van songs en de albums en zelfs de naam van de band, direct naar zijn bankrekening vloeiden. Peter Lewis: “Matthew Katz (the manager) brought the spirit of conflict into the band. He didn’t want it to be an equal partnership. He wanted it all.”   

De ‘bad vibes’ in en rond de band namen verder toe toen de band naar New York werd gestuurd om een vervolgalbum te maken.

Oprichter Skip Spence begon LSD te gebruiken, wat leidde tot steeds grilliger gedrag. Jerry Miller: “Skippy changed radically when we were in New York. There were some people there who were into harder drugs, and some very weird shit. I don’t know what the hell he got a hold of, man, but it just whacked him. And the next thing I know, he axed my door down in the Albert Hotel.”

Spence werd naar het Bellevue-ziekenhuis gebracht, waar hij zes maanden onder psychiatrische zorg doorbracht. “And that was the end of his career. They shot him full of Thorazine for six months. They just take you out of the game.”

Het LSD-misbruik eiste ook zijn tol van bassist Bob Mosley, die de diagnose schizofrenie kreeg toegeschreven en eveneens de band verliet. Zo kwam Moby Grape’s tweede album, genaamd ‘Wow’, uit in 1968 met een aantal matige en teleurstellende songs. Het album werd uitgebracht in combinatie met ‘Grape Jam’, een album met losse, geïmproviseerde studio-jams met externe muzikanten.

En dat was in feite het einde van Moby Grape. De magie was verdwenen. De Moby Grape-saga is er een van verspild potentieel, verkeerde beslissingen, domme pech en ondraaglijk persoonlijk drama, tegen de achtergrond van de beste rockmuziek die ooit in San Francisco werd geproduceerd.

Moby Grape had de wereld kunnen veroveren, maar ze eindigden met niets, met minder dan niets, zelfs.