Rockcolumn: Lou Reed – Poet Of Destruction

 

Lou Reed

De columns zijn verhalen over ‘de mens achter de ‘popster’

Tekst: Tom Wouters

Lou Reed – Poet Of Destruction

Hij werd bekend als de man die eind jaren zestig met zijn band The Velvet Underground onder de vleugels van popart-artiest Andy Warhol de undergroundscene van New York een muzikaal gezicht gaf. Big bad city rock ‘n’ roll over de zelfkant van een gewelddadige, sinistere stad vol met zogenaamde ‘beautiful people’ als hoeren, homo’s, transgenders en SM-sex. Als belangrijkste songschrijver was Lou Reed verantwoordelijk voor een repertoire van songs, die verhalen van een collectieve nachtmerrie van personages die gevangen zitten in de schoonheid en terreur van seksuele, straat- en drugsparanoia. Songs met grensoverschrijdende en soms wrange poëtische teksten die hij met die typische, uitgestreken stem de zaal inslingerde.

Toen The Velvet Underground begin jaren zeventig de houdbaarheidsdatum had overschreden en de undergroundrock was geëvolueerd in glamrock, ging Reed onder de vleugels van hèt glamrock-icoon van dat moment, David Bowie, alleen verder. Onder de productionele leiding van Bowie en diens muzikale sidekick Mick Ronson maakte hij in 1972 het album ‘Transformer’, met het nummer dat Lou Reed zijn enige top tien hit opleverde, Walk On The Wild Side, een ode aan de hoeren en hun pooiers die in de Warholscene figureerden.  

Reed was Bowie gevolgd naar Berlijn om een nieuw album op te nemen, maar Bowie en Reed, inmiddels zwaar aan de drank en de drugs, raakten zwaar gebrouilleerd en Reed ging voor het nieuwe album in zee met producer Bob Ezrin. Ze maakten ‘Berlin’, een concept-album over twee speed-freaks, Jim en Caroline, die verward raakten in een net van drugsverslaving, huiselijk geweld, prostitutie, depressie en zelfmoord. De ‘Poet of Destruction’ haalde alles uit de kast voor het album dat aanvankelijk door de critici werd neergesabeld, maar decennia later als meesterwerk werd gekwalificeerd.

Om ‘Berlin’ te promoten stelde Ezrin een touringband samen voor Reed en het was met die band, met de gitaristen Steve Hunter en Dick Wagner, bassist Prakash John and drummer Pentti Glahn, dat Reed zijn definitieve eigen sound ontwikkelde: snoeiharde, recht-toe, recht-aan gitaarrock met songteksten die Reed in de microfoon snauwde (Reed was meer een dichter die zijn teksten voordroeg dan een zanger). Het culmineerde in twee ultieme live albums (‘Lou Reed Live’ en ‘Rock ‘n’ Roll Animal’).

In de jaren daarna cultiveerde Lou Reed zijn reputatie met een aantal sublieme albums tot hij zijn definitieve Lou Reed-album maakte in 1989: ‘New York’. Reed’s soms bijtende teksten over de misdaad in zijn stad, over Aids, corruptie en onverdraagzaamheid worden ondersteund door die bijna rudimentaire, typische recht-toe, recht-aan rocksound, die we sinds ‘Berlin’ van hem kennen. ‘New York’ is een 57 minuten lange, adembenemende aanklacht tegen het opportunisme van de (Amerikaanse) samenleving.

Nog één keer zou Reed schitteren als Poet of Destruction toen hij in 1992 tijdens Bob Dylan’s Anniversary Show met als backingband Booker T. & The MG’s, Dylan’s vrij obscure song Foot Of Pride volledig naar zijn hand zette en er een ruim acht minuten durend Reed-anthem van maakte.  

Website: https://en.wikipedia.org/wiki/Lou_Reed